dinsdag 6 november 2012

Klinkende munt

Het is sowieso al een verschrikking, zo’n verjaardag. Beetje in een kringetje zitten neuzelen over het weer en hoe het nou toch gaat, en ik me maar uitsloven om het iedereen naar zijn zin te maken. En dan heb ik het eerste hapje nog niet opgediend of mijn broer begint te vertellen over de gerookte zalm van zíjn ‘adresje’, en hoeveel beter die wel niet is dan al wat verder maar gevangen wordt. En mijn zus zit met een zuinig pruillipje aan haar sinaasappelsap te nippen, mokkend omdat er geen verse is... Bah!
Dit jaar viel mijn verjaardag op een zondag. Ik besloot maar weer eens diep adem te halen en net te doen alsof ik een zeer gezellig mens was. Ik op zaterdag naar Albert Heijn. Verschrikkelijk zeg, wat een hel. Het begint al buiten op de stoep: ‘Meneer, hebt u ook dierenplaatjes?’ ‘Nee! Ik heb niks en ik wil niks hebben. Tief op!’ Welk normaal kind gaat op zaterdagochtend in de regen staan om plaatjes van een buitenaardse kikker te verzamelen? Maar goed. Ik naar binnen.
Je moet geen haast hebben, op zo’n zaterdag. Rustig op je beurt wachten he, tuurlijk. Eerst bij de zalm. Dan bij de verse sinaasappelsap, die net op blijkt te zijn. Rustig blijven... Murw gebeukt door uitladend personeel en hamsterende klanten haalde ik drie kwartier later de kassa. Een gevoel alsof ik zojuist in zwembroek van 36 kilometer hoogte naar beneden was gesprongen. Maar je laat niks merken, hè. Ik zet braaf al die artikelen op de band. Bereid me voor op de schok van het bedrag. Tuurlijk, 120 euro. Maakt mij het uit joh. Maar toen kwam het. Ik had het eerste briefje van vijftig nog niet tevoorschijn gehaald, of zo’n zeikerig kassa-stemmetje zegt: ‘Dit is alleen pinnen.’ ‘M-maar ik wil betalen...’ stamelde ik. Het kon niet. Geen sprake van. ‘Doen we niet meer aan, meneer. Berg die briefjes maar weer op, want ik wil ze niet. Ja, kassa 2, die misschien wel. Maar ik niet.’ ‘Ja maar... ik ben een klant,’ probeerde ik nog eens. ‘Ik ben van goede wil. Ik...’ Het maakte allemaal niets uit. Of ik de boodschappen maar even weer in mijn karretje wilde stoppen en naar een andere kassa wilde gaan. Of het nou kwam door de drukte in de winkel of door de kalmte van het kassa-meisje, maar op dat moment ging ik dus vol-le-dig door het lint. Ik smeet de zalm 36 kilometer door die winkel, goot de houdbare sinaasappelsap uit over het kassa-meisje. Ik schreeuwde mijn woede eruit. Over de herfst, over Griekenland. Over mijn familie. Toen ben ik weggegaan.
Mijn verjaardag viel de volgende dag erg mee: Mijn broer druk in discussie met de kok over de kwaliteit van zijn zalm, mijn zus zat de hele avond met een zuur mondje de kaart te spellen of ze echt niks versers hadden. Ik nam nog een flinke slok wijn. ‘Dat het maar weer een fijn jaar mag worden,’ mompelde ik tegen mezelf. Bah!

Nico Neerslag